Verdiepend onderzoek
Jaarlijks vinden er tijdens de jaarwisseling ernstige ongevallen plaats met vuurwerk, waarbij kinderen een risicogroep vormen. Het afsteken van F2, F3 en F4 vuurwerk door deze leeftijdsgroep is een groeiend probleem. De gevolgen kunnen zeer ernstig zijn, variërend van blijvend letsel tot levensbedreigende situaties. Om die reden heeft VeiligheidNL, met subsidie van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, verdiepende onderzoeken uitgevoerd.
De afgelopen jaren heeft VeiligheidNL 3 verdiepende onderzoeken uitgevoerd:
- Kwalitatief onderzoek bij ouders van kinderen van 8-11 jaar
- Kwalitatief onderzoek bij kinderen van 12-15 jaar
- Kwantitatief onderzoek bij ouders van kinderen van 12-15 jaar
Het kwalitatief onderzoek bij ouders van kinderen van 8-11 jaar werd uitgevoerd na de jaarwisseling 2023-2024. Er werden focusgroepen en interviews met ouders gehouden. Het doel van het onderzoek was om inzicht te krijgen in de rol van de ouder en hun (risico)perceptie over factoren die het afsteken van vuurwerk beïnvloeden.
Na de jaarwisseling 2024-2025 werd een kwalitatief onderzoek uitgevoerd bij kinderen van 12-15 jaar. Aan de hand van individuele chatgesprekken werd inzicht verkregen in de factoren die leiden tot risicogedrag met vuurwerk. Daarnaast werd geïdentificeerd welke interventies effectief kunnen zijn om veiliger gedrag te stimuleren.
Ter aanvulling op het onderzoek naar vuurwerkaankoop en -gebruik (na de jaarwisseling 2024-2025) is een kwantitatief onderzoek uitgevoerd onder ouders van kinderen van 12-15 jaar. Het doel was om te bepalen hoe ouders aankijken tegen het vuurwerkgedrag van hun kind(eren). Aan het eind van de jaarlijkse, reguliere vragenlijst over vuurwerkaankoop en -gebruik kregen de ouders de vraag of ze voor één kind aanvullende vragen wilden beantwoorden.
Kwalitatief onderzoek bij ouders van kinderen van 8-11 jaar
Overall
- Er liggen kansen om vuurwerkveilig gedrag te versterken onder kinderen van 8-11 jaar. De ouders spelen daarbij een cruciale rol.
- Veel ouders zijn niet goed op de hoogte van de verschillende vuurwerkcategorieën, de vuurwerkwet en zowel de relevantie als de invulling van veiligheidsmaatregelen.
- Als gevolg hiervan is de overdracht van kennis en het voorbeeldgedrag van ouders naar hun kinderen suboptimaal.
Toestemming geven
- Ouders kunnen allerlei nadelen van vuurwerk bedenken. Toch krijgen veel kinderen toestemming om F1-vuurwerk af te steken.
- Een kleine groep krijgt ook toestemming voor het afsteken van F2-vuurwerk. Vaak is het de vader die dit in het moment bepaalt en op welke manier dat gebeurt.
- Ouders zien sterretjes en knalerwten niet als vuurwerk. Kinderen jonger dan 8 jaar krijgen daardoor vaak toestemming om dit af te steken.
- Zolang het kind 8-11 jaar is, willen de meeste ouders bepalen welk vuurwerk het kind mag afsteken. Ze verwachten deze controle te verliezen wanneer het kind naar de middelbare school gaat.
Vuurwerkwet
- Ouders hebben weinig weet van de vuurwerkwet. Kinderen zijn iets beter op de hoogte. Het overgrote merendeel veronderstelt dat F1 is toegestaan onder de 12 jaar.
- Eenmaal op de hoogte reageren ouders met onbegrip op de vuurwerkwet. De wet heeft weinig effect op ouders die al toestemming hebben gegeven.
Veiligheidsmaatregelen
- Gebruiksaanwijzingen neemt men zelden door. De belangrijkste regels die kinderen krijgen zijn gericht op nabijheid van ouders, in plaats van (inhoudelijk) op de omgang met vuurwerk.
- Ouders zien afstand houden als de belangrijkste veiligheidsmaatregel. Men heeft echter geen concreet beeld van een veilige afstand; waardoor kinderen ook geen concreet beeld meekrijgen.
- Het dragen van een vuurwerkbril wordt steeds meer de norm. Ouders zien wel nog veel redenen om geen bril te dragen. Passende informatie (die de relevantie overbrengt en die ouders helpt te herinneren om deze klaar te hebben liggen) kan hen mogelijk overtuigen.
- Hoewel velen toegeven dat gehoorschade door vuurwerk een belangrijk thema is, is de overstap naar oordopjes niet vanzelfsprekend. Voorlichting die de relevantie overbrengt en oordopjes top-of-mind maakt, kan het proces richting gehoorbescherming mogelijk versnellen.
- Het gros is bewust of onbewust onbekwaam m.b.t. veilige kleding. De risico’s op letsel zijn in perceptie minimaal, wat resulteert in een voorkeur voor feestelijke en weerbestendige i.p.v. veilige kleding. Met andere woorden: de duiding en relevantie van veilige kleding moet nog geladen worden onder ouders (en kinderen).
Voorlichting
- Ouders zien meerwaarde in voorlichting voor kinderen vanuit een autoriteit buiten het gezin, om vuurwerkveilig gedrag te stimuleren.
Kwalitatief onderzoek bij kinderen van 12-15 jaar
Kenmerken en risicoperceptie
- De afsteekmotivatie is multidimensionaal: het veroorzaakt (fysieke/emotionele) gevoelens van spanning, biedt visuele en auditieve sensatie, heeft een sociaal cohesief effect en is stevig cultureel ingebed. Voor jongeren vormt vuurwerk een unieke, soms zelfs empowerende ervaring die moeilijk te vervangen is door alternatieven.
- Jongeren zijn vaak niet goed op de hoogte van vuurwerkwetgeving en toegestane vuurwerktypen. Ze maken vooral onderscheid op basis van eigen interpretatie. Hierdoor heeft een aanzienlijke groep een te ruim beeld van wat onder categorie 1-vuurwerk valt. Dit kan leiden tot onbewust risicogedrag.
- De veiligheidsperceptie kenmerkt zich door een balans tussen het bewust opzoeken van spanning en het vertrouwen in legaal vuurwerk. Jongeren geloven dat legaal vuurwerk inherent veilig is. Ze zetten veiligheidsmaatregelen beperkt in of laten zich voornamelijk extrinsiek sturen door ouderlijke regels. De risicogroep verzet zich vaak tegen veiligheidsmaatregelen om sociale redenen (het doet afbreuk aan de reputatie) en/of functionele redenen (de overtuiging dat afstand houden volstaat).
Beweegredenen voor risicovol vuurwerkgedrag en invloed van de sociale context
- Intrinsieke factoren zoals zorgen over veiligheid en een afkeer van hard geluid weerhouden sommige jongeren van zwaarder vuurwerk. Anderen willen wel risicovol gedrag vertonen, maar ervaren extrinsieke factoren die hen hierin tegenhouden: ze kunnen het nog niet kopen of betalen of hun ouders staan het (nog) niet toe. Het is aannemelijk dat deze extrinsieke barrières tot risicovol vuurwerkgedrag tijdelijk van aard zijn.
- Vuurwerkgedrag fungeert als indicator voor sociale identiteit en status onder leeftijdsgenoten. Een aanzienlijke groep jongeren ziet risicogedrag als vanzelfsprekend of zelfs bewonderenswaardig. Dit verlaagt de drempel om grenzen op te zoeken. De perceptie heerst dat vuurwerk veilig is, zolang het is gekocht in een (Nederlandse) winkel. Daardoor schrijven jongeren risico's primair toe aan gebruikersgedrag, niet aan het product zelf.
- Jongeren zijn vatbaar voor groepsdruk bij vuurwerk. Daarbij zijn individuele risicoafwegingen vaak aan groepsnormen ondergeschikt. Dit werkt via twee mechanismen: enerzijds de behoefte aan acceptatie, anderzijds de angst voor uitsluiting. Dit maakt het lastig om tegen de groep in te gaan, zelfs bij persoonlijke twijfels.
- Ouders vervullen een dubbele en soms tegenstrijdige rol van zowel facilitator als bewaker van vuurwerkgedrag. Het ontbreken van nauw ouderlijk toezicht leidt tot meer risicogedrag bij jongeren, terwijl actieve betrokkenheid van ouders juist cruciaal is voor het aanleren van veilige vuurwerkgewoonten.
- Social media lijken een drempelverlagend effect te hebben op risicovol of vernielzuchtig gedrag, al stimuleert het sommigen ook tot veiliger gedrag.
- Scholen hanteren zeer uiteenlopende benaderingen in hun beleid en voorlichting. Bij de overstap naar het voortgezet onderwijs vermindert de intensiteit van voorlichting vaak. Desondanks lijkt er draagvlak onder jongeren om de vuurwerkveiligheid op school te verbeteren.
Voorlichting
- Een groot deel van de risicogroep vindt de huidige voorlichting vaak niet aansprekend en/of niet persoonlijk relevant genoeg. Jongeren ervaren de voorlichting vaak als saai of zien deze als niet van toepassing op hun situatie. Bij jongeren die wel positief reageren, beklijven vooral combinaties van bondige slogans met impactvolle beelden.
- Jongeren vinden dat voorlichting zich meer moet richten op de persoonlijke impact op lange termijn, in plaats van te focussen op regels. Het gebruik van confronterende beelden en praktische instructies heeft volgens hen meer effect, vooral wanneer dit te zien is via influencers en social media.
Kwantitatief onderzoek bij ouders van kinderen van 12-15 jaar
In totaal beantwoordden 82 ouders aanvullende vragen over het vuurwerkgedrag van één van hun kinderen. Van de ouders zei bijna driekwart goed op de hoogte te zijn van het vuurwerkgedrag van hun kind, en meer dan de helft vindt het gedrag acceptabel. Dit was vaker het geval bij het vuurwerkgedrag van een (jong) meisje dan bij een jongen.
Ruim een kwart van ouders vindt dat het vuurwerkgedrag van hun kind niet verder verbeterd kan worden. De ouders die vinden dat het gedrag wel verbeterd kan worden, noemen als verbeterpunten een gesprek tussen ouder en kind, en voorlichting vanuit school.
Van de ouders zei bijna iedereen met hun kind in gesprek te zijn gegaan over vuurwerkgebruik. Het ging met name over de gevolgen van vuurwerkletsel, rekening houden met anderen en beschermingsmaatregelen. Ruim de helft van ouders verwachtte dat hun kind na het gesprek veiliger met vuurwerk omging. Veertien procent verwachtte dat hun kind onveiliger met vuurwerk omging.